Historie - Wat is smalspoor?

Wat is smalspoor?

Smalspoor is al een oud gebeuren. Voor transport van b.v. kolen in mijnen werden al vroeg wagens ontwikkeld die op houten rails liepen.

Deze rails lagen weer op houten bielsen, deze wagentjes werden “hond” genoemd.

De wagens hadden toen al een wiel met daaraan een flens die moest voorkomen dat het wagentje uit de rails liep. Deze wagens werden door mensen (maar ook door honden) door de gangen gedrukt of getrokken, vaak waren dit in het begin nog kinderen. De reden dat men karren op rails ging laten rijden is omdat men er al gauw achter kwam dat het trekken van karren over rails makkelijker ging dan zo los op de ondergrond, die vaak niet glad en vooral oneffen was.

Tijdens de industriële revolutie werden er andere technieken ontwikkeld, zo kwamen daar de ijzeren rails en karren. Later werden de karren door een, door een stoommachine aangedreven, kabelbaan voortbewogen. Dit was goedkoper dan door mensen of paarden.

De ontwikkeling ging toen erg snel. In 1878 leverde Henschel & Sohn uit Kassel als eerste een Feldbahn-locomotief. In 1894 bouwde DEMAG de eerste door perslucht aangedreven locomotief en maar een paar jaar later werd door Deutz de eerste motorlocomotief geleverd. De Franse firma Decauville begon als eerste met het in massa productie nemen van smalspoor toebehoren. Dit zorgde voor een snelle ontwikkeling en een opbloeiende veldbaan industrie aan het eind van de 19e eeuw. Hierdoor werd het ook mogelijk om smalspoor in andere takken van industrie dan de mijnbouw toe te passen.

Een definitie van veldspoor is:
Een niet openbaar goederen verkeer, dat op smalle breedte van rails met geringe snelheid rijdt. Smalspoor rails zijn vaak los gelegd, dit houdt in dat ze zonder een vaste onderbouw (zand en/of grind) verlegd zijn. Dit heeft als voordeel dat zo snel en probleemloos rails gelegd kan worden.

Smalspoor rails bestaat eigenlijk uit een raamwerk van 2 railstaven en daaronder meestal uit staal geperste bielsen. Hierdoor kon men snel en eenvoudig een traject aanleggen en verleggen. Tevens is het geheel net zo goedkoop als ze eenvoudig is, wat als groot voordeel van smalspoor geldt.

Als smalspoor wordt gezien elke spoor breedte tussen 400 en 1435 mm (normaalspoor), waarbij de maten 500, 600, 700, 750 en 900 wel de bekendste zijn. Door het lage totaal gewicht kon het materiaal overal worden ingezet waar zwaarder materiaal duidelijk niet meer kon worden ingezet.

Zo werd smalspoor gebruikt in vervenersbedrijven, klei winningen (voor steen en dakpan fabrieken), steengroeven en land en bosbouw. Maar ook werd smalspoor gebruikt in papier en textielfabrieken, door aannemers voor het transport van materialen bij bouwwerken, plaatsen waar veel zand moest worden verplaats b.v. voor de aanleg van de spoorwegen en later van onze snelwegen.

In het begin van het smalspoor werden de karren door mensen bewogen. Als de lasten groter werden, of de hellingen te sterk, zette men paarden in.

Later toen de stoom tractie ontwikkeld was kwamen er ook stoomlocomotieven als tractie op de baan. In de mijnen kon dit niet worden toegepast, vooral niet als explosiegevaar zich voor kon doen. Hiervoor werden dan vaak diesel of acculocs gebruikt.
In bedrijven waar explosie gevaar een bedreiging is, zoals papier en textiel fabrieken (stof explosie), werden vaak vuurloze stoomlocs gebruikt, dit zijn locs die hun stoom krijgen van een voeding stoomketel die op een plek staat waar dat geen gevaar oplevert. Vaak werd deze stoomketel ook gebruikt voor de voeding van de bedrijfsenergie verzorging. Toen de ontwikkeling van de snel draaiende dieselmotor in de 20-er jaren goed op gang kwam verving dit langzamerhand de toch wel omslachtige stoomlok.

De nadelen van een stoomlok waren toch wel de ingewikkelde bediening en het altijd onder stoom moeten staan van de machine wat vooral bij kleine bedrijven een nadeel was. Als de loc maar enige keren per dag nodig was stond hij wel de rest van de dag brandstof te verbruiken, terwijl een diesel gestart en direct gebruikt kon worden. De bediening en de onderhoud van een diesellok is ook een stuk eenvoudig wat dus ook een groot voordeel was. Vaak moest een stoomlok door twee man worden bediend en een diesel loc maar door een persoon, dit bespaarde dan wel weer een persoon uit.

Op die plekken waar het spoor een wat definitievere situatie had werden ook wel elektrische locomotieven gebruikt, deze kregen dan hun voeding via de bovenleiding.
Dit omdat de grote moeite en kosten om dit aan te leggen wel op moeten wegen tegen het voordeel om elektrische aandrijving te gebruiken.
Een variant op de elektrische loc was de accu locomotief, die vaak in mijnen of andere plaatsen waar explosie gevaar heerste werd ingezet. De stroom afname via een bovenleiding is risicovol in deze situatie omdat de kans dat er vonken ontstaan te groot is.

Voor het vervoer van producten stond een grote scala aan voertuigen tot de beschikking.
De meest bekende zijn wel de kiepkarren die veel gebruikt werden door aannemers voor zand en grind vervoer, bij de steen en pannenfabrieken voor klei vervoer, en verder waar los gestort materiaal vervoerd moest worden.

Verder zijn er de open bak wagens, platte wagen, rongen wagens, ketelwagen e.d. Ieder die een speciale wagen nodig had bouwde iets wat aan zijn speciale wensen voldeed, zodat er nu een grote hoeveelheid aan soorten wagens zijn.